Selectief mutisme is een zeldzame (psychische) aandoening die bij kinderen optreedt. Kinderen met deze aandoening zijn wel in staat te spreken en begrijpen de taal goed, maar spreken niet in bepaalde sociale situaties, terwijl dat wel wordt verwacht. Op andere gebieden functioneren de kinderen in principe normaal.

Een voorbeeld:

Sanne is een vrolijk meisje. Thuis kletst ze honderduit. Ze zingt liedjes die ze van de juf heeft geleerd en heeft veel plezier.

Op school is dit anders. Daar houdt ze haar mond stijf dicht. Eerst leek het verlegenheid en haar juf doet alles om Sanne op haar gemak te stellen, maar het helpt niet. Ze zwijgt nog altijd in de klas. Sanne heeft spreekangst (selectief mutisme).

Selectief mutisme komt bij ongeveer 1 tot 7 op de 1000 kinderen voor. Dat is minder dan andere problemen waar je vaak over leest, bijvoorbeeld ADHD of autisme. Toch is het niet zo zeldzaam als soms gedacht wordt.

Op basis van deze voorzichtige schatting kunnen we berekenen dat er in Nederland en Vlaanderen jaarlijks ca. 200-1500 nieuwe kinderen met dit probleem bij komen. Soms is de grens tussen ernstige verlegenheid en selectief mutisme moeilijk te trekken.

Toch hoor je weinig over selectief mutisme. Misschien omdat deze kinderen zo weinig aandacht opeisen en niet lastig zijn in de klas. Vaak wordt er ook lang gedacht dat het vanzelf over zal gaan of dat een kind er over heen zal groeien.

Toch is het juist goed om op jonge leeftijd aandacht te geven aan de spreekangst, zodat kinderen en leerkrachten met handige tools deze kinderen te leren durven spreken.

Tips voor school:

  1. Je hoeft als leerkracht de oorzaak van het probleem niet te achterhalen. Het is een bewustwording, dat je kind in de klas hebt dat niet spreekt. Ga vooral kijken naar je eigen handelen. Dat kan het verschil maken. Een kind met spreekangst kent vaker ook meerdere angsten (dit laatste hoeft niet altijd het geval te zijn) Ben je er bewust van.
  2. Bied veiligheid en voorspelbaarheid. Bouw een goede relatie op met het kind. Maak oogcontact, noem de naam van het kind wanneer je hem of haar aanspreekt, vraag hoe het met ze gaat en tijdens werktijden postief bevestigen van de taak.
  3. Zeg, dat je samen een werk gaat doen. Vermijd het woord proberen. Laat een kind gewoon alles meedoen in de klas. Hierdoor gaat het leren om te doen en voorkom je vermijdingsgedrag.
  4. Stel ze bloot aan waar ze bang voor zijn in kleine stapjes. Volg hierin je gevoel en kijk naar de lichaamstaal van het kind of dat oké is.
  5. Leg géén druk op het praten. Geef aan, dat het oké is dat ze nog niet praten. Dat komt wel zodra ze zich veilig voelen.
  6. Kleine klusjes in de klas laten doen, kan ook al zelfvertrouwen geven. Ook oefenen kinderen dan om in de belangstelling te staan zonder dat ze hoeven te praten.
  7. Stel géén beloningen in het vooruitzicht om te gaan praten. Dit verhoogt de druk teveel. Focus minder op het praten en meer in het plezier hebben op school.
  8. Je kunt tijdens kringmomenten of groepsgesprekken psycho-educatie over angst geven. Dan leren kinderen, dat wat ze voelen normaal is en bij angst hoort. Vb een prentenboek voorlezen en praten over angst en wat je dan voelt in je lichaam. Denk aan: hoofdpijn-buikpijn-snellere hartslag-zweethanden-bibberbenen-niet durven/kunnen praten
  9. Geef deze kinderen overzicht in de klas. Zet ze niet in het midden, ze willen graag overzicht hebben en niet opvallen. Ze willen veiligheid.
  10. Let op signalen vanuit ouders. Neem hen serieus. Thuis vertelt een kind vaak wel wat er speelde in de klas. Met die informatie kun je soms met simpele oplossingen obstakels verwijderen.

Tips voor thuis:

  1. Er zijn vaak veel verschillen tussen school en thuis. Thuis durven kinderen vaker wel te praten. Zorg na schooltijd voor ontspanning. De dag kost al veel energie.
  2. Thuis eerder kans op gedragsproblemen, omdat ze op school alles verborgen houden of de spanning opbouwen.
  3. Het komt regelmatig voor, dat er andere angsten ten grondslag liggen. Ga dan samen met jouw kind de nieuwe spannende dingen aan om stappen te maken in de gehele ontwikkeling mbt angsten.
  4. Vaste rituelen geven houvast. Vb planbord, vast bedritueel, vast tijdstip van eten.
  5. Veel kinderen hebben moeite met plotselinge veranderingen. Vb een bezoek aan familie of vrienden. Bereid dit dan ook goed voor en kom in kleine stapjes tot een bezoek.
  6. Ben zelf de ontspannen ouder. Vertel ook over je eigen angsten en hoe je die aangaat of bent gegaan. Daar kan je kind van leren en voelt hij zich meer gezien en begrepen.
  7. Toon begrip voor de angst en geef er uitleg over. Geef woorden aan de angsten van jouw kind en bedenk samen oplossingen in kleine stapjes.
  8. Stel duidelijke grenzen en ben consequent. Dat geeft overzicht en biedt dus veiligheid voor het kind.
  9. Wanneer praten te lastig is. Laat je kind dan schrijven of tekenen of werk met een stoplicht rood,oranje, groen. Vb rood = wat nog niet lukt oranje= wat al een beetje lukt en groen de dingen, die al goed gaan.
  10. Maak geen probleem van het niet durven praten. Het is net als met fietsen, leer het stapje voor stapje met veel oefenen.